zonnige groetjes uit de Alpen
In een ver verleden trok Hannibal over het Alpengebergte naar Italië om met een kudde olifanten in het kielzog de ultieme vijand te trotseren. Het treffen tussen de mens en het europese hooggebergte zou tot de 18e eeuw een vrijwel onverschillige ontmoeting blijven.
Dit in tegenstelling tot het verhaal van Hannibal waar het Alpenlandschap meer is dan een figurant of achtergrond. Tijdens de tocht door de Alpen waren het niet de vijandig gezinde Galliërs die Hannibal zijn manschappen kostte maar de klim en het afdalen langs diepe afgronden, de sneeuwstormen en de barre omgeving. De Carthager sprak zijn troepen moed in met een gedreven betoog over het gebrek aan heldhaftigheid ten opzichte van de, volgens Hannibal, nietige bergen - no mountain is too high for man to conquer (Livy, Book 21, Chapters 30.7).
Ondanks de historische hoogmoed van Hannibal en zijn onbevreesde doorzettingsvermogen om de Alpen te overwinnen, werd het gebergte tot de 18e eeuw hoofdzakelijk als een obstructie ervaren, een hindernis die men liefst uit de weg ging. De bergen gaven bovendien onderdak aan het bovennatuurlijke en het duistere in mythes en legendes. Het onmetelijke landschap en de onregelmatige vormen van de bergen spraken niet tot de esthetiek van het harmonieuze, pastorale landschap uit de klassieke schilderkunst. De ontwikkelingen in de 18e eeuw (en vooral de hernieuwde belangstelling voor de natuur) kenteren de status van de Alpen als een onaantrekkelijk terrein.
Het ontstaan van de geologie als volwaardige wetenschap sterkt de interesse in het gebergte. De verwondering van de mens met het ontstaan en de evolutie van de aarde lokt de wetenschapper naar het Alpenland voor directe observatie. De Verlichting ging de strijd aan met God als katalysator van de natuur en wekt een aardse verwondering in haar verschijnselen. De bergen gaan de concurrentie aan met het goddelijke in de zoektocht naar een fenomenale kracht die de mens kan uitdagen. Voor het eerst dringen pioniers door naar het hart van de Alpen, niet uit noodzakelijkheid zoals Hannibal, maar uit verlangen om de top van de berg te bereiken. In 1786 stond de eerste man op het dak van Europa, de Mont Blanc werd overwonnen, en tegen het einde van de 19e eeuw werd het gehele Alpengebied in kaart gebracht.
Gelijktijdig formuleert de Romantiek met de (her)introductie van het Sublieme een adequate vocabulaire die gepaard gaat met het veranderende idee van de wildernis. De 18e eeuwse definitie van het Sublieme als een esthetische kwaliteit in het landschap, naast het Schone, is een direct resultaat van de ervaring in de Alpen. De oversteek door de Alpen, van Frankrijk of Zwitserland naar Italië, werd een volwaardig deel van de Grand Tour wat menig denker (zoals Thomas Burnet en John Dennis reeds in de 17eE, William Windham, Horace-Bénédict de Saussure,…) aanzette tot reflectie over de onvoorstelbaarheid en het onbeschrijflijke karakter van pieken en glaciers. In 1756 geeft de filosoof Edmund Burke, in ‘A Philosophical Enquiry into the Origin of Our Ideas of the Sublime and Beautiful’, een naam aan de intense emoties die de reis door het hooggebergte oproepen. Het Sublieme betekent overspoelt worden door een adembenemende schoonheid die terzelfdertijd zodanig overweldigd dat de toeschouwer verlamt. Het sublieme landschap overtreft de mens; het is groots, eindeloos en niet voor rede vatbaar. Burke spreekt over een aangenaam gevoel van vrees, angst die niet levensbedreigend is, die de mens in verbinding stelt met zijn meest uiterste gemoed. De ervaring van het Sublieme in de natuur spreekt tot de verbeelding van Burke’s lezers die de belofte aan een ultieme sensatie begerig in de armen sluiten.
Na de publicatie van ‘A philosophical Enquiry’ werd de wildernis een welbesproken thematiek. Visuele bewijsstukken van een krachtmeting met de bergen werden gegeerde objecten bij de hogere maatschappelijke klassen. Vooral de Britten, die in eigen land in de ban waren van het pittoreske landschap, reizen in eerste instantie op basis van beelden door de Alpen. In de vroege expeditie dagboeken beschrijven de auteurs de onmogelijkheid om het Alpenlandschap onder woorden te brengen. De representatie van een intense beleving in de bergen lijkt vanaf het prille begin onuitvoerbaar. Geen pen, penseel of later camera kan de hoogst eigen blik op het landschap evenaren. De faam van de sublieme ervaring opent de markt voor touroperators en toeristen. De Alpen werden een reisbestemming op zich: vanaf de tweede helft van de 19e eeuw bood Thomas Cook zelfs een georganiseerde reis door Zwitserse Alpen aan. De middenklasse kreeg de mogelijkheid om zich te vergapen aan het sublieme landschap, om Burke’s sense of awe met eigen ogen te aanschouwen met een, weliswaar, voorzichtige sense of terror. De Britse reiziger verkoos de veiligheid van de vallei met Victoriaanse accomodatie en recreatie boven de woestenij van ijs en rotsen nabij de top. Een tweede secundaire ervaring maar dan ter plaatse.
Naast de elegante reisstijl van de burgerij boden de Alpen een uitdaging voor de 19e eeuwse avonturier. Het risicoloze uitzicht op de bergen voldeed niet langer om de behoefte aan sublieme sensaties in te lossen. Een golf van mountaineers verlaat het platgetreden pad om het werkelijke gevoel van vertigo te tarten. Vertigo, niet zozeer als een verwijzing naar hoogtevrees of duizeligheid maar als een aangename ervaring van angst die de hoogte opwekt en het publiek naar de bergen lokt. De aantrekkingskracht van de Alpen berust op een ambivalente verbinding van genot, inspanning en vrees. Bergbeklimmen werd voor de gentleman een manier om zijn mannelijkheid te bewijzen, om zijn dominante positie tegenover de natuur kracht bij te zetten en, om het in de termen van Hannibal te stellen, de Alpen te veroveren.
Uit het archief van Het Prentenkabinet:
Op de rommelmarkt, waar schatten vaak te vinden zijn, vond ik een ensemble met de titel ‘Pilatus’: een envelopje met een venster op de bergen van Zwitserland. Tien foto’s van 6,5 op 9 cm, gekarteld maar zonder witte rand. Het merendeel van de foto’s focust op het toerisme in Die Berneralpen: zichten op en vanuit het Hotel Pilatus Kulm, beelden van de Pilatusbahn en een aantal spectaculaire Alpengezichten. Er staat geen datum op het pakketje maar het hotel bestaat nog steeds. Op de website staat te lezen dat het Pilatus hotel gebouwd is in 1890, een logisch gevolg van het vertigo verhaal, op 2132 meter hoogte. De trein van Alpnachstad aan het meer van Lucerne naar Hotel Pilatus opereerde vanaf 1889 eerst op stoom en werd opnieuw geopend in 1937 met een elektrische aansturing. De foto’s dateren dus van na 1937 en naar mijn amateurhistorisch gevoel uit de jaren 1950. (Contacteer zeker Het Prentenkabinet met meer precieze aanwijzingen)
Het ‘Pilatus’ ensemble fungeert, net als de postkaart, als souvenir: kleine foto’s om mee te nemen naar huis ter herinnering aan de reis. Aangeboden als een overzicht van alles wat de locatie te bieden heeft, is de collectie foto’s hét bewijs van wat elke bergwandelaar moet gezien hebben. De foto’s tonen dat de Alpen toegankelijk zijn voor iedereen en dat elke bezoeker de indruk kan wekken de bergen te hebben beklommen.